Aaltjes: definitie en belang

De aaltjes en de aardappelplant

Aaltjes zijn zeer kleine wormpjes, waarvan de meeste soorten onzichtbaar zijn met het blote oog. Vele soorten aaltjes leven vrij in de bodem, en parasiteren veel plantensoorten, zonder daarbij grote schade aan te richten zolang de planten aan geen grote stress blootgesteld staan. Sommige soorten aaltjes hebben een meer specifieke band ontwikkeld met één of meerdere waardplanten.


Figuur 1: Foto van aaltjes

Slechts enkele soorten aaltjes parasiteren het wortelstelsel van de aardappelplant en kunnen belangrijke schade teweeg brengen.

Familie Genus
Soort
Anguinidae Ditylenchus destructor
  Ditylenchus dipsaci
Heteroderidae Globodera pallida
  Globodera rostochiensis
  Meloidogyne sp.
Pratylenchidae Nacobbus aberrans
  Pratylenchus sp.
Trichodoridae Trichodorus sp.
  Paratrichodorus sp.

Ditylenchus destructor en D. dipsaci zijn vrijlevende aaltjes die andere waardplanten gebruiken om te overleven tussen twee aardappelteelten. Deze parasieten ondergaan meerdere cycli per jaar, zowel tijdens de teelt als gedurende de bewaring. Dankzij het gebruik van gezond pootgoed, chemische onkruidbestrijding die waardplanten vernietigt en een goede voedingsbalans vormen deze parasieten slechts zelden een probleem. D. dipsaci wordt slechts zelden opgemerkt op aardappelplanten. D. destructor brengt grotere schade toe en wordt meer waargenomen in Oost-Europa. Deze parasieten staan op de Europese lijst van gereguleerde niet-quarantaineorganismen.

De soorten die behoren tot het genus Meloidogyne (wortelknobbelaaltjes) kunnen 2 tot 3 generaties ontwikkelen in onze klimaatzone, waar M. hapla het meest voorkomt. Planten die door deze  wortelknobbelaaltjes zijn aangetast vertonen knobbels of oneffenheden op knollen en wortels. Daarnaast komen ook de quarantaine soorten M. chitwoodi en M. fallax voor.  Andere soorten die aardappel aantasten zijn M. minor, en in zuiderse gebieden, M. incognita, M. javanica en M. arenaria. Door hun polyfage aard zijn ze moeilijk te bestrijden in de vruchtafwisseling.


Nacobbus aberrans die op aardappelplanten knobbeltjes in rozenkransvorm ontwikkelt op het wortelsysteem werd vroeger slechts in Amerika waargenomen, maar is – reeds o.a. Rusland binnengeraakt. De nematode is opgenomen in de bijlagen van de Europese Richtlijn 2000/29 over de bestrijding van quarantaineorganismen. Zijn polyfaag karakter bemoeilijkt de bestrijding via de vruchtafwisseling. Maar voor aardappelen is er slechts één pathotype dat, als het voorkomt, opbrengstverliezen van 60 tot 90% kan teweegbrengen. Hoewel deze parasiet nog niet gevonden is in onze regio, moeten we er – met het oog op de belangrijke volumes uit- en ingevoerde aardappelen - aan denken dat er geen enkele biologische reden is waardoor zijn acclimatisatie naar onze gematigde klimaatszone niet zou mogelijk zijn.

Enkele soorten die toebehoren aan het genus Pratylenchus kunnen aardappelplanten parasiteren.  Deze aaltjes migreren door de wortels en veroorzaken lesies die soms als roodbruine streepjes op de wortels te zien zijn. Ze vergemakkelijken de intrede van schimmels en bacterien die het wortelstelsel nog meer afzwakken. Vooral P. penetrans is gevaarlijk voor de aardappelteelt en kan aanzienlijke schade berokkenen.  

Aaltjes van het genus Trichodorus of Paratrichodorus treden op als vectoren voor virussen, o.a. het tabaksratelvirus (TRV). Deze vrijlevende wortelaaltjes komen voor in de meeste lichte Europese gronden. In de meeste Europese landen werd door het inzetten van herbiciden tegen waardplanten en van fumiganten tegen de aaltjes, het probleem grotendeels van de kaart geveegd. Toch is er de laatste jaren een opflakkering waargenomen in Nederland.

Ten slotte zijn er de aardappelcysteaaltjes, Globodera rostochiensis (Ro) en Globodera pallida (Pa). Aangenomen wordt dat deze aaltjes Europa bereikten met knollen afkomstig uit de regio van het Titicaca-meer (het Andesgebergte in Zuid-Amerika) wanneer op zoek werd gegaan naar plaagresistente rassen na de grote aardappelplaag in 1845. Sindsdien werden deze aaltjes over de gehele wereld verspreid. Slechts enkele tropische klimaattypes met warm vochtig of droog weer zijn hen niet gunstig. Ze parasiteren enkele specifieke waardplanten van de Solanaceae-familie, waaronder de aardappelplant. Andere waardplanten zijn tomaat, aubergine, paprika  en  nachtschade. Deze specificiteit is te wijten aan de wortelexudaten van deze familie die een ontluiking van de cysten teweeg brengen.

Soorten

GLOBODERA (Aardappelcysteaaltjes) »
MELOIDOGYNE (Wortelknobbelaaltjes) »